Hoofdstuk 21: Database connection in ADO.NET

2.1          Inleiding
2.2          Verbinding maken met een database

21.1         Inleiding

ADO.NET, waarbij ADO staat voor ActiveX Data Objects, is het geheel van klassen die gebruikt worden om databases te benaderen. In hoofdstuk 20 is aangeleerd om een database aan te maken. Nadat de database aangemaakt is wordt de code geprogrammeerd zodat een webapplicatie gegevens kan wegschrijven naar de database of gegevens kan ophalen uit de database. Hoe het wegschrijven en ophalen van gegevens gebeurd is afhankelijk van het DBMS (Database Management System): bijvoorbeeld MS Access, Microsoft SQL Server, MySQL, enz. De code is afhankelijk van de provider.
Top

21.2         Verbinding maken met een database

Er is een database connection nodig om met een database te kunnen communiceren.

Maak een nieuwe website “Hoofdstuk21” aan. Open de Server Explorer en klik op de knop Connect to Database.

Figuur 21.1 Connection: Connect to Database

Figuur 21.1: Connect to Database

Bij Data Source wordt gekozen voor het type databank waarmee gewerkt wordt. Kies hier voor een Microsoft SQL Server Database File. Automatisch wordt de geschikte Data provider geselecteerd.

Figuur 21.2 Connection: Keuze Data Source

Figuur 21.2: Keuze Data Source

Klik op OK en browse in het volgende scherm naar de databank ArtemisSQL.mdf. Deze databank is hier te downloaden.

Figuur 21.3 Connection: Browse naar database

Figuur 21.3: Browse naar database

Hier kan de connectie getest worden via de knop Test Connection. Door op OK te klikken verschijnt de database in de Server Explorer onder de Data Connections. Bij het openvouwen verschijnen alle tabel- en query-objecten die zich in de database bevinden met hun structuur.

Figuur 21.4 Connection: Structuur database

Figuur 21.4: Structuur database

Selecteer bijvoorbeeld de tabelnaam tblKlanten en kies in het snelmenu Show Data Table. De gegevens van de tabel verschijnen in de gegevensbladweergave. Door dubbel te klikken op een tabel opent de ontwerpweergave. Je bent rechtstreeks verbonden met de databank. Wanneer je gegevens wijzigt in de ontwerpweergave dan worden deze wijzigingen opgeslagen in de database.

Figuur 21.5 Connection: Gegevensbladweergave

Figuur 21.5: Gegevensbladweergave

Figuur 21.6 Connection: Ontwerpweergave

Figuur 21.6: Ontwerpweergave

De belangrijkste eigenschap van de Data Connection is de Connection String waarin gegevens staan die nodig zijn om de verbinding te leggen. De connection string is opgebouwd uit de volgende elementen:

  • Data Source=(LocalDB)\v11.0: de naam van de server en de database.
  • AttachDbFilename=F:\Csharp.be\Websites\Databases\ArtemisSQL.mdf: het volledige pad naar de database. De webapplicatie voegt het databasebestand toe aan de applicatie.
  • Integrated Security=True: authenticatie, de manier waarop toegang bekomen wordt tot de database.
  • Connect Timeout=30: tijdsduur in seconden dat geprobeerd wordt een verbinding tot stand te brengen.
In ADO.NET zijn er twee mogelijkheden van datatoegang, namelijk Connected en Disconnected toegang.
  • Connected: de verbinding met de database blijft open gedurende de bewerking. Er wordt rechtstreeks in de database gewerkt.
  • Disconnected: de data wordt ingelezen in een cache (DataSet). Er wordt gewerkt met de gegevens in de DataSet zonder een open verbinding met de database. De verbinding met de database wordt onmiddellijk na het inlezen van de gegevens gesloten.

Top

Vorige          Volgende